De heilige Bernardus van Clairvaux heeft ooit gezegd dat je meer van bomen kunt leren dan van boeken. Toen ik afgelopen week niet op mijn werkkamer zat, maar door onze parochietuin liep, begon er iets te dagen.
In de voortuin ligt, zoals sinds enkele jaren traditie is, het kruis van de Passion. Op Witte Donderdag wordt het na de viering in een stille tocht door het centrum van Wijchen naar De Schakel gedragen. Daar wordt dan gezamenlijk gekeken naar de televisie-uitzending van de Passion. Tot dit tijd ligt het grote houten kruis in de tuin. Er liggen wat bezinningsmaterialen naast, maar er ligt vooral een gebedenboek op. Mensen kunnen er hun ruwe verdriet en ongepolijste hoop kwijt, zoals Jezus in de hof van olijven, Getsemane, op die donderdagavond voordat hij gekruisigd zou worden.
Doorlopend naar de achtertuin kom je bij de Mariagrot. Die heeft een lieflijkere uitstraling. Het is een oase van rust en bezinning. Je zit er naast Bernadette Soubirous die ooit Maria zag verschijnen in een grot bij Lourdes. Binnenkort komen haar relieken, haar lichamelijke overblijfselen, naar ons land. Dan kunnen we nog tastbaarder naast haar bidden tot Maria. Die ik ook nu al bij deze grot als een Limburgse moeder hoor zeggen: Kump good. Alsof zij er eigenhandig voor zal zorgen dat het Paradijs zal worden hersteld, waar geen oorlog is en geen honger.
Deze ronde maakte ik afgelopen week, toen ik weer op weg naar kantoor stuitte op een kunststuk van de tuingroep dat me even een soort van inzicht gaf. Ik zag een spiraal van paarse heide met in het centrum gele narcissen. Ik zag daarin de stugge veertigdagentijd met zijn schraalte, met in het midden de bloemen die bij ons thuis ‘Paospiepen’, Paaspijpen heetten. In één oogopslag zag ik Getsemane verbonden met de herwonnen Hof van Eden. Misschien heb ik te lang met mijn hoofd in de boeken gezeten, of misschien is het waar wat Gé Reinders (ook in het Limburgs) ooit zong: D’n haof, d’n haof, d’n haof. Dit veult as ’t landj waat ós is belaof.